Kerstverhaal Kerstverhaal


Kerstverhaal  -  Het kind

“Voorzichtig, dat is breekbaar!”, roept Marit als ze haar beste vriend Lars met een grote doos door de kamer ziet lopen. In de doos zitten kerstballen, en de kerststal die nog van Marits oma is geweest. Die stal is heel bijzonder. Als klein meisje mocht ze hem inrichten. In de kerstnacht werd Jezus in het kribje gelegd. Nu oma er niet meer is, heeft Marit de kerststal gekregen. “Dan kun je altijd aan me denken”, had oma gezegd. En dat is zo. Alleen al bij het zien van de doos waarin hij zit, denkt Marit weer even aan oma met haar lekkere snoepjes, zachte handen en mooie verhalen. Ze voelt een klein steekje in haar buik en zucht. Wat mist ze oma nog!
“Oeps!” Daar klinkt geluid van brekend glas. Met een ruk springt Marit op. “Nee!”, roept ze, maar het is al te laat. Overal waar ze kan kijken, ziet ze stukjes kerstbal liggen. Met in het midden de doos met de figuren voor de kerststal. Het glas kraakt onder haar voeten als ze naar de doos rent, ernaast hurkt en hem voorzichtig openmaakt.
Een voor een komen de beeldjes uit de doos. De herders, de wijzen, de engel, Jozef en ten slotte ook Maria. Allemaal zijn ze heel. Opgelucht haalt Marit adem. Zou de stal de val overleefd hebben? Met trillende vingers haalt ze het laatste beeldje eruit. Het is in tweeën gebroken. “Ik zei nog dat je voorzichtig moest zijn!”, huilt Marit, terwijl ze het beeldje tegen zich aan klemt. “joh, dat kan je toch lijmen?”, zegt Lars, terwijl hij het poppetje uit haar handen wil handen. “Kijk, hier, als je het zo lijmt, ziet niemand er wat van!”, zegt hij, terwijl hij de twee helften op elkaar past. “Ik zie het!”, roept Marit boos. “En dat is erg genoeg! Die stal is nog van mijn oma geweest. Ga weg!” En verdrietig gaat Lars weg.
Een paar weken later is het 24 december en de stal is nog steeds leeg. Bedroefd loopt Marit door het huis en kijkt nog eens naar de lege kribbe. Ze zucht. Sinds de ruzie heeft ze niets meer van Lars gehoord en eigenlijk mist ze hem. Het is zelfs zo dat, als ze naar de kerststal kijkt, ze niet meer aan oma moet denken, maar aan die ruzie.
Dan valt er een envelop op de deurmat. Het is een dikke envelop, met van dat bubbeltjesplastic erin. ‘Voor Marit’, staat erop. Nieuwsgierig pakt ze de envelop en maakt hem open. In de envelop zit een brief. ‘Beste Marit’, staat er. ‘Het spijt me heel erg dat ik zo wild was. Daarom heb ik zelf een nieuw beeldje gemaakt. Van klei. Voor in de kribbe. Ik hoop dat je er blij mee bent en dat je niet meer boos op me bent. Groetjes, Lars’. In de envelop zit inderdaad een nieuw beeldje dat heel erg lijkt op het beeldje dat kapot is gegaan. Snel pakt  Marit haar telefoon en appt Lars.
Een uur later staan Marit en Lars voor de kerststal. Met een plechtig gebaar legt Lars het nieuwe kindje Jezus in de kribbe. “Zo is de stal nog bijzonderder dan hij al was”, zegt Marit. “Want nu denk ik niet alleen aan oma, maar ook aan jou. En dat jij mijn beste vriend bent.”
Irma Pijpers-Hoogendoorn   

 
terug