Jaargang 39 nr. 5, mei 2024

Jaargang 39 nr. 5, mei 2024
Dit doet me sterk denken aan de derde strofe van het GRÖNNENS LAID :

Doar woont de dege degelkhaaid
De wille, vast as stoal,
Doar vuilt ’t haart, wat tonge sprekt,
In richt – en slichte toal.


Vooral de derde regel van deze strofe, geschreven door Geert Teis Pzn, spreekt boekdelen, kloar is kloar !
Ik kan de uitspaak van Siemon Reker voor honderd procent beamen.
Hoewel de rest van zijn artikel over het boek “ Aalbert “ van Sien Jensema gaat, wordt zijdelings ook het in 1984 verschenen boek “ Ruth “ aangekondigd.

Ik ben onderweg. Onderweg, zoal eerder aangekondigd in het Kerkblad van november 2023, naar het Bijbelboek Ruth. Het boek van Sien Jensema zal daar zeker een rol in spelen.

Leven en werk van Sien Jensema

De Jensema’s hebben al sinds 1756 in Stedum gewoond. Eerst op de Jensemaheert, een boerderij van het Oldambtster type aan de zuidoostzijde van het dorp. In de 19e eeuw zijn ze verhuisd naar Vlierbosch, een grote boerderij, op de hoek van de Delleweg en de Lopsterweg.















Op 10 oktober 1896 wordt Aziena Arentine (Sien) Jensema op Vlierbosch geboren als dochter van Jan Dirk Jensema en Grietje Noordhuis. Ze groeide op in een gezin van vier kinderen, twee jongens en twee meisjes : Dirktje Johanna, Aziena Arentina, Johannes en Arnold Hommo.
Haar vader was behalve landbouwer ook van 1914 tot 1932 burgemeester van Stedum.
Ze groeide op, op een boerderij, eind 19e, begin 20e eeuw, toen de meiden en knechten nog tot hun trouwen inwoonden op de boerderij. Op de boerderij was vanzelfsprekend altijd veel bedrijvigheid en diverdoatsie. In een interview ter gelegenheid van haar 90ste verjaardag zegt Sien daarover : “ Ik bin ien veurènd opvud en ien ’t achterènd groot worden”. In ’t veurènd werd ook “ GROOTS “ (Algemeen Beschaafd Nederlands) gesproken of wat daar voor door moest gaan, een Grunnings – Nederlands, haalf put-, haalf regenwoater, zoals je dat kunt lezen bij de Groningse schrijfster Fenna Slapsma – Tiessens (Jo Rietema) :  “allernaarst, het begroot mij tot de tenen toe uit “ In ’t achterènd, maank de knechten en de meiden, werd uiteraard gewoon “ plat “ (Algemeen Beschaafd Gronings) gesproken.
Hier heeft Sien veel uit de verhalen van de arbeiders opgestoken en in haar latere boeken verwerkt, zoals vooral in het boek Hidde Betuun blijkt.
Na de lagere school ging Sien naar de meisjes-hbs in de Stad, zoals veel boerendochters. De school maakte ze niet af.
Tot 1926 woonde ze op Vlierbosch, maar langzamerhand begon Stedum als een beknelling te voelen. Ze vertrekt naar Den Haag, wat haar in het begin erg zwaar valt. Ze heeft heimwee. “ Wènst noar Steem “. Dat verlangen was de aanleiding voor haar boek “ Berend Kopstubber “. Haar broer Arnold vestigde zich op Vlierbosch en haar ouders gingen in de Stad wonen. In 1933 overleed haar vader en haar moeder verhuisde naar boerderij Niehof, waar ze tot haar dood op 18 mei 1962 woonde. Als Sien in Stedum was, verbleef ze daar ook.

Belangrijke personen in het leven van Sien
De literaire belangstelling begon na de meisjes-hbs door lessen te nemen bij Herman Poort, een belangrijk essayist en dichter. Mede door deze lessen koos ze ervoor om in Den Haag te willen wonen. Ze wilde graag colleges volgen bij professor Albert Verwey, die destijds doceerde aan de Leidse Universiteit. Hoewel ze totaal geen opleiding had, waagde ze het toch met de professor contact te zoeken. Ze mocht als toehoorster de colleges volgen.
Haar kans kreeg Sien toen ze voor een zieke medestudent mocht invallen en een lezing mocht houden. Haar lezing ging over de dichter Jan Boer, met wie ze later intensief zou samenwerken o.a. als hoofdredacteur van het Maandblad Groningen.
Onder de toehoorders van haar voordracht bevond zich ook Klaas Hanzen Heeroma (1909 – 1972), die wij kennen uit het Liedboek voor de Kerken (1973) als de dichter Muus Jacobse (pseudoniem). Hij werd later hoogleraar aan het Nedersaksisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Klaas Heeroma begon in 1953 samen met de dichters Jan Willem Schulte-Nordholt, Willem Barnard, Ad den Besten, Jan Wit en Martinus Nijhoff aan de Nieuwe Psalmberijming. Ze noemden zich “ HET LANDVOLK “ en kwamen vaak samen in het conferentieoord “ De Pietersberg” in Oosterbeek. Toen de aanzet werd gegeven om te komen tot een nieuw liedboek waren dezelfde dichters weer van de partij. Het moet gezegd, dat een dergelijk hoog niveau nooit meer bereikt zal worden. Het Liedboek werd op 19 mei 1973 in Middelburg ten doop gehouden. Het is bijna onvoorstelbaar, dat men een liedboek van een dergelijke hoge kwaliteit al in 2013 meende te moeten vervangen. We hadden nog maar een zeer klein gedeelte ervan gezongen! Klaas Heeroma heeft zijn bijdrage zeer voortreffelijk geleverd. Kijk maar eens in het Liedboek van 1973, als u dat nog hebt (mag ik hopen!), naar de gezangen 220, een prachtig Deens Paaslied, of gezang 359.
Klaas Heeroma feliciteerde Sien Jensema met haar 60ste verjaardag en schreef, dat hij geroerd was door Berend Kopstubber.
Toen, door Berend, heb ik je pas goed leren kennen en door jou Groningen .
Wie niet ?

Sien Jensema heeft ons geen groot oeuvre nagelaten. Het houdt zo ongeveer op met 5 boeken en een aantal verhalen. De boeken verschenen zo ongeveer om de 10 jaar, als zij een boek goed genoeg vond om in druk te worden uitgegeven.
Ik kin ’n week over ain zin doun “ schrijft Sien.
Het was ‘ beeldhouwen met woorden’.
Het was eindeloos schaven en strepen, poar woorden der bie, poar woorden der oet. Maar dan waren het ook pareltjes uit de Groninger Literatuur. KLIENKRALEN om het op z’n Grunnigs te zeggen. Neem de eerste zinnen van Berend Kopstubber. Wij zouden broodnuchter zeggen : “ Het heeft gesneeuwd, alles is wit”. Bij Sien heet dat :
En nou ligt wereld den onner snij. ’n Dag of wat van wiend en regen.  Dou op ’n oavend ’n baank ien ’t oosten dei aal hoger lucht ienklom en annerdoags ’s mörns : alles wit. As ’n stille reus haar snijkerel ’s nachts over wereld lopen en was tegen mörn op zien hozevörrels weer oafraisd. Zo dee e dat ’n nacht of wat achter ’n kander. En hai was rechtveerdig, mensen kregen aalmoal gelieke veul. Toch wazzen der twei, dei wat riekelijk bedaild werren : Berend Kopstubber omdat e dei geern lieden mog en rechtveerdige Mattheoa omdat e dei nait lieden mog.

 
Verba volant, scripta manent
Woorden vervliegen, het geschrevene blijft
Sien Jensema, ’t beste Grunneger proza
KLOAR !


(wordt vervolgd)




 
terug